Trekken rond Kalaw
Ondertussen zijn we aan het Inle-meer. We zijn een paar dagen verder, maar door een druk reisprogramma staat het schrijven op een laag pitje. Bovendien laat het internet het soms af en gaat het uploaden niet zo vlot.
Enkele dagen terug vertrokken we uit Bago voor een lange rit richting Kalaw. We werden wakker geschreeuwd door de oproep tot meditatie vanuit het plaatselijke klooster. ‘s Ochtends vroeg lawaai maken is blijkbaar geen monopolie van de islam. Het dagelijks leven begint hier vroeg. Om 6 uur lopen al rijen monniken te bedelen voor hun dagelijks voedsel. Overal lopen, rijden, zitten mensen. Het is ongelooflijk druk nu, hoewel we de indruk hebben dat er voor de rest van de dag weinig gebeurt.
Iemand van de groep wou perse de nieuwe hoofdstad Naypyidaw zien. Het is een kunstmatige creatie van de generaals, bevolkt door ambtenaren en militairen. Volgens onze Domenicus-gids mogen buitenlanders er niet in. De meeste landen erkennen Naypyidaw niet als hoofdstad en houden hun ambassade in Yangon.
Met de bus rijden we naar de stad. We worden omgeleid over een ringweg met 8 rijstroken, door lege vlaktes met hier en daar een luxueus hotel (eigendom van zoontjes van generaals) of een shoppingcentrum (idem dito), maar we zien geen levende ziel. In de stad geraken we niet, alleen het parlement, ook in een lege vlakte, kunnen we van ver bekijken.
Dan maar verder op onze tocht noordwaarts. De weg is lang, maar het landschap is prachtig. Heuvels met rijstvelden en theeplantages wisselen af met bossen en kleine dorpen. ‘s Avonds laat komen we aan in Kalaw, een stadje 1300 m hoogte, met een aangenaam klimaat. Geen wonder dat het in de koloniale tijd een favoriete vakantieplek was voor de Britten. Nu komen Myanmarezen hier ook een dagje doorbrengen.
We zijn nu in de Shanregio die bevolkt is door verschillende minderheidsgroepen. Lange tijd was Shan het strijdtoneel tussen leger en opstandelingen. Nu is het er rustig, maar er zijn veel controleposten en sommige gebieden zijn niet toegankelijk voor buitenlanders.
Kalaw is ons uitgangspunt voor drie dagen trekken. Voor we op stap gaan, bezoeken we een rotstempel gelegen in een militaire basis. Omdat de tempel midden een geschikte site voor een golfterrein lag, hebben de militairen de zaak gemakkelijkheidshalve ingepalmd. Nu kunnen de heren rustig golven rond de pagodes.
En daarna trekken we de wandelschoenen aan voor een eerste tocht langs kleine dorpen bewoond door etnische minderheden. Overal ben je welkom en de (gratis) thee staat altijd klaar.
‘s Avonds in Kalaw spreken we af in de Hi-bar, een minuscule kroeg waar ze alleen Rum-sour schenken en waar de (schaarse) westerse toeristen elkaar vinden. Er zitten voorwaar nog drie Belgen aan de toog. En daarna eten we in een omgebouwde Britse filmzaal. Vergane glorie.
De volgende dag is het tijd voor het echte werk: we trekken naar een klooster hoog in de bergen, voor een tweedaagse. De tocht naar boven gaat over glibberige paden door de theeplantages. Onze wandelschoenen komen goed van pas. Achter ons volgen twee dragers met het proviand voor twee dagen. Ze lopen op slippers en vinden het blijkbaar niet lastig, terwijl wij regelmatig moeten uitrusten door de warmte en het hoogteverschil. De stilte, de rust, de kleine dorpen, de mooie landschappen, de tempels en de weinige mensen die je tegenkomt, maken de tocht meer dan de moeite waard. Onderweg wordt gekookt door de dragers en in de vooravond bereiken we het klooster. Ons verblijf is zoals dat van de monniken: we slapen gemeenschappelijk op een slaapzaal. Iedereen krijgt een mat op de houten vloer. Toilet en wasgelegenheid zijn buiten. Alleen moeten wij niet bedelen voor ons levensonderhoud maar zorgen de dragers weer voor een puike maaltijd. Rond acht uur zit iedereen onder de wol. Het is lastig slapen op de harde ondergrond, maar iedereen overleeft de nacht met weinig of nog minder slaap. Na het ontbijt worden we verzocht een gift te overhandigen, hoewel de reisorganisatie al gedoneerd heeft. Een rokende monnik neemt onze giften nonchalant aan.
En dan begint de terugtocht, eerst nog verder stijgend, maar dan, eindelijk naar beneden. Op een paar uitzonderingen na, komt iedereen afgepeigerd in het dal aan en brengt de bus ons naar Pindaya aan het Inle-meer, onze volgende pleisterplaats. Het was pittig, maar de voldoening is des groter. Morgen laten we ons rondvaren.
Reacties
Reacties
Ik heb als het ware meegewandeld met jullie toen ik het las... moet echt de max zijn!
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}